
Veelgestelde vragen energielabel
Heb je vragen over het energielabel? DuraPlus geeft je deskundige en onafhankelijke uitleg over de berekening, het protocol en alles wat er bij het energielabel komt kijken.
Duidelijke antwoorden op veelgestelde vragen
Altijd volgens de officiële richtlijnen en strenge bewijsvoering
Deskundig en gecertificeerd advies door DuraPlus
Ontvang in een paar simpele stappen direct een vrijblijvende offerte per e-mail. Bijvoorbeeld voor een energielabel of een verduurzamingadvies.
Antwoorden op de meest gestelde vragen na oplevering van het energielabel
FAQ na oplevering Energielabel
Het energielabel wordt opgesteld volgens een vaste, theoretische rekenmethode en de bewijsvoering voor de ingevoerde gegevens is daarbij heel streng. Hierdoor kan het label soms afwijken van het werkelijke energieverbruik, je woonervaring of van bepaalde bouwkundige details van je woning. In deze veelgestelde vragen leggen we uit hoe dit werkt en waarom er soms verschil kan zijn tussen het energielabel en de praktijk.
Ja, als je je woning verbetert na het ontvangen van het energielabel (bijvoorbeeld door extra isolatie aan te brengen, nieuwe kozijnen te plaatsen of zonnepanelen te installeren), kun je een nieuw energielabel aanvragen. Het energielabel laat altijd de situatie zien op het moment van de opname en registratie. Verbeter je daarna iets aan je woning, dan verandert het bestaande label niet vanzelf mee.
Wil je dat de verbeteringen zichtbaar worden op het energielabel, dan moet er een nieuwe opname en registratie worden gedaan door een gecertificeerd adviseur. De adviseur komt opnieuw langs, controleert de situatie en verwerkt de bewijslast volgens het protocol. Hier kunnen mogelijk kosten aan zitten.
Let op:
- Je bent niet verplicht direct een nieuw label aan te vragen na een verbetering.
- Bij verkoop of verhuur is het wél slim om een nieuw, actueel label te laten maken als je woning is verbeterd.
Dat klinkt misschien vreemd – zeker als de woningen op het eerste gezicht identiek zijn. Toch zijn er vaak goede verklaringen. Het energielabel is namelijk niet gebaseerd op wat aannemelijk is, maar op wat aantoonbaar is.
Een energieadviseur mag alleen rekenen met gegevens die:
- visueel waarneembaar zijn tijdens de opname (zoals zichtbaar isolatiemateriaal of het openen van een kruipluik),
- of onderbouwd worden met deugdelijke bewijsstukken, zoals facturen, technische datasheets of installatiedocumentatie.
Het is dus goed mogelijk dat jouw buur wel aantoonbaar bewijs heeft kunnen overleggen van bijvoorbeeld vloerisolatie of HR++ glas, terwijl dat bij jouw woning ontbrak of niet voldoende onderbouwd was. In dat geval is de adviseur verplicht om gebruik te maken van forfaitaire waarden: veilige, maar minder gunstige aannames.
Deze werkwijze is voorgeschreven in de ISSO 82.1 en de BRL9500-W, en zorgt voor een eerlijke en controleerbare beoordeling van iedere woning afzonderlijk.
Tip: Heb je inmiddels wel bewijs verzameld? Dan is het vaak mogelijk om het energielabel te laten aanpassen. Informeer bij het bureau dat jouw label heeft opgesteld naar de mogelijkheden voor correctie.
Dat komt vaak voor. Veel woningeigenaren hebben isolatiemaatregelen genomen, maar zien dat niet altijd terug in het energielabel. De belangrijkste reden hiervoor is dat het energielabel uitsluitend uitgaat van wat er visueel waarneembaar of aantoonbaar is.
Isolatie telt alleen mee als het:
- zichtbaar is tijdens de opname (bijvoorbeeld via een kruipluik of zolderluik), of
- onderbouwd is met deugdelijke bewijsstukken, zoals foto’s van de bouwfase, facturen met productspecificaties of technische datasheets.
Ontbreekt dat bewijs, dan moet de adviseur terugvallen op forfaitaire waarden – dat zijn veilige, maar minder gunstige aannames. Dat leidt automatisch tot een lager label, ook als er in werkelijkheid wel degelijk isolatie aanwezig is.
Het is dus niet dat de isolatie niets waard is, maar dat de prestaties ervan niet herleidbaar zijn volgens de regels van ISSO 82.1 en BRL9500-W.
Een factuur lijkt logisch als bewijs, maar is niet altijd voldoende om het volledige Wp-vermogen van zonnepanelen mee te mogen nemen in de energieprestatieberekening of op het energielabel.
Volgens het protocol moet een energieadviseur kunnen controleren of de gegevens op de factuur ook daadwerkelijk overeenkomen met wat er is geplaatst. Alleen “10 zonnepanelen” of “zonne-installatie € 5.000,-” op een factuur zegt vaak te weinig.
Wat ontbreekt er vaak op een onbruikbare factuur?
- Geen specificatie van het type panelen (merk/model)
- Geen duidelijk bewijs dat de installatie is uitgevoerd op dit specifieke adres
Als deze gegevens ontbreken, moet de adviseur terugvallen op een forfaitaire waarde, die meestal lager uitvalt dan het werkelijke vermogen.
Tip: Lever bij voorkeur naast de factuur ook het installatiecertificaat, een specificatieblad van de panelen of foto’s van het systeem aan. Zo voorkom je onderwaardering op je energielabel.
Het gasverbruik dat op het energielabel staat, is een theoretisch verbruik dat wordt berekend met geattesteerde, officiële software volgens een landelijke standaardmethode. Deze methode is verplicht voor alle woningen in Nederland en zorgt ervoor dat energielabels eerlijk en objectief met elkaar te vergelijken zijn.
De berekening gaat uit van standaard uitgangspunten, zoals een gemiddeld gezin, een vaste temperatuur en gemiddeld gebruik van verwarming en warm water. Persoonlijke situaties, zoals jouw eigen leefgewoonten, gezinssamenstelling of besparende maatregelen, worden niet meegenomen. De energieadviseur kan dit ook niet aanpassen in de software, zelfs niet als het werkelijke verbruik bekend is.
Dit is bewust zo geregeld, omdat het daadwerkelijke verbruik sterk kan variëren door gedrag of keuzes in het gebruik van installaties.
Bijvoorbeeld:
- Sommige mensen verwarmen hun huis (deels) met een airco, terwijl de software altijd het watergedragen verwarmingssysteem als hoofdverwarming aanhoudt, indien deze aanwezig is.
- Ook als er een houtkachel is, blijft het CV-systeem in de berekening leidend, omdat watergedragen systemen volgens het protocol altijd voorrang krijgen boven een houtkachel.
Kortom: het label is bedoeld als een gestandaardiseerde vergelijking tussen woningen, niet als een exacte voorspelling van jouw energieverbruik.
Wil je juist een advies dat echt ingaat op jouw persoonlijke situatie en gedrag, kijk dan eens bij ons maatwerkadvies (MWA). Dat is een ander product dan het energielabel. Een MWA geeft een realistisch beeld van het daadwerkelijke verbruik en laat ook zien welke besparingen er mogelijk zijn met maatregelen die passen bij jouw woning en gebruik.
Een EPC of BENG-berekening is een theoretische berekening, opgesteld in de ontwerpfase van een woning. Die gaat uit van wat er gepland is aan isolatie, installaties en beglazing – op basis van bouwtekeningen, berekende prestaties en aannames.
Het energielabel wordt opgesteld op basis van wat er daadwerkelijk en aantoonbaar aanwezig is op het moment van opname. Als de energieadviseur geen visueel bewijs of documentatie kan vinden van bijvoorbeeld vloerisolatie of HR++ glas, dan is hij verplicht om gebruik te maken van zogeheten forfaitaire waarden – veilige maar minder gunstige aannames.
Bij het ontbreken van voldoende bewijs worden er strafkortingen toegepast op de isolatiewaarden, zoals vastgelegd in de ISSO 82.1. Dat kan leiden tot een lager energielabel, ook al is de woning in werkelijkheid mogelijk energiezuiniger gebouwd.
Het is daarom belangrijk dat er tijdens de bouw of renovatie bewijsstukken worden verzameld en bewaard, zoals foto’s van openliggende constructies, facturen met productspecificaties of technische datasheets. Zonder dat bewijs kunnen prestaties niet worden meegenomen in het label.
Een veelgestelde en terechte vraag. In de praktijk zien we vaak dat deuren wél geïsoleerd zijn, maar toch niet als zodanig worden meegenomen in de energieprestatieberekening.
Dat komt doordat de adviseur alleen een deur als geïsoleerd mag invoeren als dat ook voldoende onderbouwd is.
Bijvoorbeeld door:
- Een technische specificatie of productblad waarop de U-waarde of isolatieopbouw staat
- Een duidelijke foto van het type en merk met isolatievermelding
- Een factuur met typeaanduiding én omschrijving “geïsoleerde deur” (maar let op: dat is niet altijd genoeg)
Let op: de vermelding “geïsoleerde deur” op een factuur is op zichzelf niet voldoende volgens het protocol. De adviseur moet kunnen vaststellen wat de werkelijke isolatiewaarde van de deur is.
Ontbreekt die informatie? Dan moet de deur als ongeïsoleerd of standaard worden ingevoerd, en dat drukt het resultaat van het energielabel.
Tip: Bewaar bij voorkeur het productblad van de deur, of vraag deze op bij de leverancier. Daarmee voorkom je dat een goed product tóch als minderwaardig wordt meegeteld in de berekening.
Dat klopt, deze vraag krijgen we regelmatig. Het heeft te maken met hoe het energielabel berekend wordt en wat er officieel aangetoond moet worden.
Een energieadviseur mag namelijk alleen zonnepanelen meetellen die goed zijn gedocumenteerd.
Denk aan:
- Een factuur met het aantal panelen en het totaalvermogen in Wp
- Een installatiecertificaat of opleverdocument
- Duidelijke foto’s van de installatie
Als deze informatie ontbreekt of niet compleet is, dan moet de adviseur terugvallen op een forfaitaire waarde. Die ligt meestal lager dan het daadwerkelijke vermogen.
Voorbeeld: je hebt in werkelijkheid 3500 Wp op je dak liggen, maar op het energielabel staat maar 2000 Wp. Dat betekent niet dat het label fout is, maar dat er onvoldoende bewijs was om het volledige vermogen mee te mogen rekenen.
Tip: wil je dat het volledige vermogen meetelt? Zorg dan dat je de documentatie goed aanlevert. Daarmee voorkom je een onterechte onderwaardering op je energielabel.
Het energielabel toont of je woning volgens de officiële rekenregels een risico heeft op oververhitting in de zomer (de zogeheten TO-juli-indicator). Deze uitkomst wordt bepaald met geattesteerde, officiële software en is gebaseerd op standaard invoergegevens zoals bouwtekeningen, isolatie, glasoppervlak, zonwering en ventilatie.
In de praktijk kan je ervaring anders zijn. Dat komt doordat de software werkt met vaste uitgangspunten en niet altijd rekening kan houden met alle details van jouw woning of persoonlijke situatie.
Sommige eigenschappen van het huis – zoals schaduwwerking van bomen, specifieke bouwkundige massa, luchtdichtheid of bijzondere detaillering – zijn lastig, of zelfs niet in te voeren in de berekening. Ook persoonlijke gewoonten, zoals ventileren of gebruik van ventilatoren, worden niet meegenomen.
Hierdoor ontstaat soms een verschil tussen de theoretische uitkomst en jouw praktijkervaring. Dit is geen fout, maar een gevolg van de landelijke standaardmethode om een energielabel op te stellen.
Het energielabel wordt vastgesteld volgens landelijke regels en met geattesteerde, officiële software. Volgens deze regels wordt altijd het vaste, centrale verwarmingssysteem als hoofdverwarming aangehouden. Dit is meestal een cv-ketel, warmtepomp of stadsverwarming, aangesloten op radiatoren of vloerverwarming.
Andere systemen, zoals een houtkachel, pelletkachel, gaskachel of airco (die kan verwarmen), tellen niet mee als hoofdverwarming als er ook een watergedragen systeem (zoals cv of vloerverwarming) aanwezig is. Dit komt doordat de regels voor het energielabel zijn bedoeld om woningen eerlijk te kunnen vergelijken. Losse of bijverwarming kan namelijk per bewoner verschillen en is vaak minder goed controleerbaar of aantoonbaar.
Zelfs als je in de praktijk vooral de houtkachel of airco gebruikt om te verwarmen, blijft voor het label het hoofdverwarmingssysteem leidend. Alleen als er géén ander centraal verwarmingssysteem aanwezig is, kan een kachel of airco meetellen.
Kortom: Het energielabel kijkt altijd naar het vaste, centrale systeem voor verwarming, zodat alle woningen op dezelfde manier worden beoordeeld. Gebruik je dus vooral je houtkachel of airco, dan zie je dat niet direct terug in het label – dat zegt niets over jouw eigen verbruik, maar is een gevolg van de landelijke standaardmethode.
Dat is een veelvoorkomende vraag. Het heeft meestal te maken met de bewijsvoering die nodig is voor een energieadviseur om jouw echte isolatiewaarden te mogen gebruiken.
De adviseur mag alleen waarden meenemen die goed zijn onderbouwd met documenten zoals:
- Een bouwkundig detail waarin materiaalsoort en dikte van de isolatie staan
- Een factuur van het gebruikte isolatiemateriaal (bijvoorbeeld 140 mm PIR)
- Foto’s van de uitvoering, liefst met meetlint of productlabel zichtbaar
Belangrijk: een Rc-waarde die alleen als getal op een bouwtekening staat, mag volgens het protocol niet zonder meer worden overgenomen. De energieadviseur moet kunnen herleiden hoe de Rc tot stand komt: op basis van materiaalsoorten, diktes en opbouw.
Is dat bewijs er niet of niet volledig? Dan moet de adviseur terugvallen op standaardwaardes (zogeheten forfaitaire waarde), en die liggen meestal lager dan de werkelijke situatie.
Wil je dat jouw woning écht goed gewaardeerd wordt? Zorg dan voor duidelijke documentatie van de isolatie-opbouw. Daarmee voorkom je een lagere isolatiescore op je energielabel.
Dat gevoel leeft bij veel mensen, vooral wanneer hun woning in de praktijk zuiniger aanvoelt dan het energielabel doet vermoeden. Toch heeft het energielabel wel degelijk een belangrijke functie.
Een energielabel is geen persoonlijke beoordeling van comfort of verbruik, maar een objectief en controleerbaar document dat is bedoeld voor vergelijking bij verkoop of verhuur. De methodiek is landelijk vastgelegd in de NTA 8800, en iedere adviseur moet werken volgens dezelfde rekenregels en voorwaarden.
Juist om willekeur en nattevingerwerk te voorkomen, mag een adviseur alleen rekenen met gegevens die:
- visueel waarneembaar zijn tijdens de opname, of
- onderbouwd zijn met bewijsstukken, zoals foto’s, technische specificaties of facturen.
Is dat bewijs er niet, dan wordt er gerekend met forfaitaire (voorzichtige) waarden. Dat voelt misschien oneerlijk, maar zorgt er wel voor dat het label gelijkwaardig en controleerbaar is voor álle woningen in Nederland.
Kort gezegd: het energielabel geeft geen mening, maar een gestandaardiseerde beoordeling op basis van aantoonbare feiten.